Wanneer je hoort over de cloud, cloud computing of cloud storage, wees dan gerust: er gebeurt niets in het niets!
Eenvoudig gezegd, wanneer iets in de cloud is, betekent dit dat het wordt opgeslagen op servers die toegankelijk zijn via het internet in plaats van ‘on premise’. Cloud hosting biedt on-demand computing resources - alles van applicaties, software, databases - die draaien op die servers, heel vaak gevestigd in datacenters.
Een goede manier om de cloud te begrijpen is door vijf essentiële kenmerken op te sommen:
On-demand zelfbediening: Gebruikers kunnen via een interface toegang krijgen tot cloud resources (zoals rekenkracht, opslag en netwerk) wanneer dat nodig is, zonder dat menselijke interactie met de dienstverlener nodig is.
Brede netwerktoegang: Die cloud computing resources zijn toegankelijk via het netwerk via standaardmechanismen en -platformen zoals mobiele telefoons, tablets, laptops en werkstations.
Resource pooling: Dit is de sleutel tot schaal- en kostenefficiënte diensten. Computing resources worden dynamisch toegewezen en opnieuw toegewezen naargelang de vraag en bedienen meerdere consumenten.
Snelle elasticiteit: Gebruikers kunnen toegang krijgen tot meer resources wanneer ze die nodig hebben en terugschalen wanneer ze die niet nodig hebben, omdat resources elastisch worden geleverd en vrijgegeven.
Dienstverlening op maat: Gebruikers betalen alleen voor wat ze gebruiken of reserveren; wat je niet gebruikt, betaal je ook niet. Het gebruik van bronnen wordt gecontroleerd, gemeten en transparant gerapporteerd op basis van het gebruik, net als bij elk ander nutsbedrijf.
Cloud computing is technologie ‘als dienst’: je gebruikt externe bronnen op aanvraag via het open internet, je kunt op- en afschalen naargelang jouw behoeften, en je betaalt voor wat je gebruikt. Dit revolutionaire model heeft de manier veranderd waarop we toegang hebben tot computerdiensten, en helpt organisaties flexibeler te reageren op veranderingen op de markt
De evolutie van cloud computing
Cloud computing is voortgekomen uit de evolutie van de opslagtechnologie. De naam cloud computing is geïnspireerd op het wolksymbool dat vaak wordt gebruikt om het internet weer te geven in stroomdiagrammen en diagrammen.
Bij cloud computing is de locatie van de dienstverlener, de hardware en het onderliggende besturingssysteem meestal irrelevant voor de gebruiker. t
We hoorden voor het eerst over de cloud in het begin van de jaren 2000, maar het begrip ‘computing as a service’ bestaat al sinds de jaren 1950, toen Unisys (UNIVAC-computer), International Business Machines Corporation (IBM) en andere bedrijven enorme en dure computers met een groot verwerkingsvermogen begonnen te produceren voor grote bedrijven en onderzoekslaboratoria van de overheid. Vanwege de kosten van aanschaf, gebruik en onderhoud van mainframes konden organisaties en instellingen het zich niet veroorloven voor elke gebruiker een mainframe te hebben, en resource pooling of 'time sharing' begon vorm te krijgen.
Bedrijven huurden tijd op een mainframe. In 1959 huurde de IBM 1401 computer voor 8.000 dollar per maand (vroege IBM machines werden bijna altijd geleased in plaats van verkocht), en in 1964 kostte de grootste IBM S/360 computer een paar miljoen dollar.
Met behulp van ‘domme terminals’, die alleen bedoeld waren om toegang tot de mainframes mogelijk te maken, konden meerdere gebruikers vanaf elke terminal toegang krijgen tot dezelfde gegevensopslaglaag en CVE-kracht.
Virtuele machines
In de jaren zeventig bracht IBM een besturingssysteem uit waarmee meerdere virtuele systemen, of ‘virtuele machines' (VM's), konden worden opgezet op een mainframe, waarmee de gedeelde toegang van een mainframe/computer naar een hoger niveau werd getild. Meerdere verschillende computeromgevingen konden op dezelfde fysieke hardware functioneren.
Om uit te leggen wat een virtuele machine is, geven we een voorbeeld dat je misschien al bent tegengekomen: incompatibele software draaien. Een paar jaar geleden, voor de explosie van apps, werkte software die was ontworpen voor Windows, zoals Microsoft Office, niet op een Mac. Als je die programma's op een Mac wilde gebruiken, kon je Apple Bootcamp gebruiken om een deel van je harde schijf te reserveren voor de installatie van Windows, zodat je Office kon draaien. Je zou dan in feite twee computers in een hebben, een met Windows en een met Mac OS. Er kon echter maar één besturingssysteem tegelijk worden uitgevoerd, dus je moest je Mac opnieuw opstarten om te kunnen schakelen tussen macOS en Windows. Er is ook software waarmee je beide besturingssystemen parallel kunt draaien zonder opnieuw op te starten.
Met virtuele machines is het alsof er meerdere computers binnen een computer draaien. Elke virtuele machine kan door elke gebruiker worden ingesteld met het gewenste besturingssysteem (zoals Microsoft Windows, macOS, Linux) en werken alsof ze hun eigen bronnen hebben (geheugen, CPU, harde schijven en netwerken), ook al worden deze gedeeld. Dit wordt virtualisatie genoemd, en het is een enorme katalysator geweest voor veel belangrijke ontwikkelingen op het gebied van communicatie en computers. Het is ook de belangrijkste faciliterende technologie voor cloud computing.
Het belangrijkste aspect is dat wat in één virtuele machine gebeurt, geen invloed heeft op de andere. Als bijvoorbeeld één virtuele machine wordt gecompromitteerd (geïnfecteerd door een virus of malware), hebben de andere machines daar geen last van.
Virtualisatie van servers
Tot voor kort was fysieke hardware vrij duur. Nu het internet toegankelijker is geworden en de kosten van hardware zijn gedaald, kunnen meer gebruikers het zich veroorloven hun eigen dedicated servers aan te schaffen. Om de kosten van hardware haalbaarder te maken, werden servers ook gevirtualiseerd, waarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde soorten functionaliteit die door het hierboven toegelichte virtuele machinebesturingssysteem worden geboden.
Het probleem was nu anders: één server kan goed zijn voor basisfuncties, maar niet genoeg om de vereiste middelen te leveren voor een bijzonder veeleisende taak. Deze situatie stimuleerde een verschuiving van het opsplitsen van dure servers om ze te delen, naar het combineren van betaalbare servers, en zo werd 'cloudvirtualisatie' realiteit.
Een software-onderdeel, hypervisor genaamd, dat op verschillende fysieke servers is geïnstalleerd, maakt het mogelijk de middelen te visualiseren en toe te wijzen alsof zij zich in één fysieke server bevinden. Technologen gebruikten termen als ‘utility computing’ en ‘cloud computing’ wanneer zij naar deze visualisatie verwezen. In deze cloud computing-omgevingen was het eenvoudig om ‘de cloud’ te laten groeien. Technologen konden een nieuwe fysieke server toevoegen aan de computerruimte en deze configureren om deel uit te maken van het systeem.
Naarmate technologieën en hypervisors zich ontwikkelden, wilden bedrijven de voordelen van de cloud beschikbaar maken voor gebruikers die niet over eigen middelen beschikten. Het is gemakkelijk voor gebruikers om clouddiensten te boeken en te annuleren, en het is ook eenvoudig voor bedrijven die clouddiensten leveren om deze bestellingen uit te voeren: het gaat bijna ogenblikkelijk.
Het pay-per-use-model stelt instellingen, bedrijven en individuele ontwikkelaars in staat te betalen voor de computermiddelen 'naarmate en wanneer zij deze gebruiken, net als elektriciteitseenheden'. Dit is de sleutel tot het moderne cloud computing.